top of page

Laboratorium voor Onderwijsvernieuwing

Het Nederlandse MBO doet het in internationaal perspectief weliswaar goed (OECD, 2014), maar zal door bestaande problemen en door brede maatschappelijke ontwikkelingen moeten veranderen. De WRR geeft aan dat het (v)MBO een sector is geworden die steeds verder wegzakt. Ouders willen vaak koste wat kost voorkomen dat hun kind naar het VMBO moet en de kwaliteit van het MBO is op veel punten verschraald. Talentgericht onderwijs is al lang een goed idee, maar blijkbaar slecht te implementeren. De koppeling tussen MBO en omgeving is minder geworden. Daardoor verslechtert de aansluiting tussen opleiding en werk en is het MBO nog geen motor voor innovatie in het MKB (WRR, 2013).

 

Dit is geen kritiek van buiten of vanuit de marge. Minister Bussemaker wil een innovatiever en kleinschaliger MBO dat beter aansluit op het werkveld en biedt daarvoor meer ruimte om af te wijken van de regels. En de MBO-raad geeft aan: “Als gezamenlijke mbo-scholen, verenigd in de MBO Raad, hebben wij ons de vraag gesteld of het mbo zoals we dat nu kennen al voldoende is toegerust om snel te anticiperen op alle veranderingen op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Ons antwoord daarop is: nee!”

 

"De kernopdracht is om onderwijs te transformeren naar een postindustriële op- zet. Vertrekpunt vormen dan de individuele mogelijkheden, niet het klassikale lesmodel. In plaats van een industriële oriëntatie geldt een individueel gericht dienstverleningsconcept. Het halen van doelstellingen staat dan centraal, niet het uitgangspunt dat iedereen per se even lang op school moet zijn. En als dat laatste wel gewenst is, is een betere differentiatie naar niveau een minimale vereiste. Tijd- en plaatsonafhankelijk onderwijs zou realiseerbaar moeten zijn. Onderwijs moet geen grote disciplineringsoefening zijn om mensen geschikt te maken om te werken in grote bedrijven. In een kennis- en dienstensamenleving zijn differentiatie en creativiteit veel belangrijker. Vanuit het perspectief van innovatie valt zelfs goed te verdedigen dat het primaire doel van onderwijs zou moeten liggen in het leren zien van kansen. Innovatief vermogen is in essentie immers het vermogen om te zien hoe iets beter, sneller of goedkoper kan. Het stimuleren van creativiteit is in dat opzicht een van de belangrijkste vaardigheden die een onderwijsinstelling over kan dragen. Onderwijs moet – in de woorden van Van den Boom (2013) – ‘competente rebellen’ afleveren." (WRR 2013)

 

En dit is precies waar we mee bezig zijn. Jongeren uitdagen om tot innovaties te komen voor prangende vraagstukken en ze leren om na te denken over de toegevoegde waarde die zij kunnen hebben voor onze samenleving.

bottom of page